Midden in Amsterdam, direct naast het stadhuis, ligt een bijzonder woningbouwcomplex: De Halve Wereld. Het vindt zijn oorsprong in de hevige strijd die actievoerders en Nieuwmarktbewoners rond 1975 voerden tegen de aanleg van de metro. Die is er desondanks gekomen, maar de plannen om de buurt te bedelven onder brede snelwegen en grote kantoren verdwenen van tafel. Het oude stratenpatroon werd hersteld en op de kaalgeslagen plekken werden opnieuw woningen gebouwd. Veel informatie over De Halve Wereld kun je ook vinden op Wikipedia (klik hier)
Aan het Waterlooplein wilde de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) zijn hoofdkantoor vestigen: het moest een groot multifunctioneel gebouw worden met horeca, winkels, het architectuurmuseum en de theaterschool. Op 2 september 1975 zou daarvoor een contract worden getekend met een projectontwikkelaar. Dat ging niet door omdat de Actiegroep Nieuwmarkt het kantoor van de BNA bezette. Van aanvankelijk uitstel kwam later definitief afstel: het BNA-complex is nooit tot stand gekomen.
Intussen was de bewonersgroep Waterlooplein/Nieuwe Herengracht op het idee gekomen om samen met een paar architecten zelf plannen te ontwikkelen voor sociale woningbouw op die plaats. Die zou in principe binnen de bestaande rooilijnen moeten plaatsvinden. Bovendien moest er rekening mee worden gehouden, dat het niet mogelijk was direct op de metrobuis te bouwen. Dat kon alleen maar door middel van een overspanningsconstructie, die dan ook voor een gedeelte zou moeten worden gefinancierd uit het budget voor de metro. Die constructie is trouwens een hoogstandje van technisch vernuft: er zijn rubber kussens – die het lawaai van de onder de grond voortrazende metrotreinen tegenhouden – in verwerkt.
Het eerste bebouwingsvoorstel kwam in 1980 van de architecten Hein de Haan, Johan Nust, Hein van Meer en Sytze Visser. In dat voorstel werden al ideeën gelanceerd over het beheer, waarover ook de toekomstige bewoners zich zouden moeten kunnen uitspreken. Die waren op dat moment nog niet bekend: pas in de zomer van 1983 zou het zover zijn. Het beheer zou in handen moeten komen van een bewonersvereniging en er zou een grote verscheidenheid aan woonvormen moeten worden gerealiseerd om van de wieg tot het graf in de Halve Wereld te kunnen wonen. Dat sloot ook aan bij het veranderde gemeentelijk beleid, dat de binnenstad steeds meer ging beschouwen als een woongebied. Grote kantoren en brede snelwegen hadden daarin geen plaats meer. Desondanks bestond de omgeving van de Halve Wereld nog een hele tijd uit kaalslag en bouwputten: die van de Stopera en de VARA-strook op Rapenburg en Valkenburg waren wel de grootste. Geen aangename leefomgeving dus, het zelfbeheer van de Halve Wereld zou ook daaraan iets moeten doen.
Vanaf 1982 namen de plannen voor het zelfbeheer vastere vormen aan. Johan Nust bedacht de wisselkamers, die naar believen aan de ene of de andere woning konden worden toegevoegd. Voor hem was het duidelijk, dat dat alleen maar via zelfbeheer zou kunnen. Vanaf dat moment werd er dan ook onderhandeld met het Gemeentelijk Woningbedrijf, opdrachtgever van het complex, maar dat ging nogal moeizaam. Het was duidelijk, dat er een professionele kracht bij moest komen. Dat werd Dirk Bergveld, die aangesteld kon worden met subsidie ven de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV). Van oktober 1983 tot voorjaar 1986 heeft hij voor de Halve Wereld gewerkt, eerst in dienst van de tijdelijke vereniging Ad Hoc en na een jaar voor de definitieve vereniging de Halve Wereld. Deze huurt het complex van het Woningbedrijf en verhuurt het weer aan de bewoners.
Intussen verliepen de onderhandelingen met het Woningbedrijf nogal stroef. Het was duidelijk, dat ze daar zoiets helemaal niet gewend waren en dat het niet paste in hun cultuur van (toen nog) uitvoeringsinstelling van regels uit Den Haag, ondanks de met de mond beleden sympathie voor zelfbeheer. Zo wilde het Woningbedrijf aanvankelijk, dat de Halve Wereld de totale huur van het complex per de vijftiende van elke maand zou storten. Maar dat hield er geen rekening mee, dat de huur misschien niet altijd even snel zou binnenkomen, zodat de vereniging in financiële problemen zou dreigen te belanden. Uiteindelijk werd de betalingstermijn twee maanden. Ook wilde het Woningbedrijf het zelfbeheer maar vijf jaar laten bestaan. Tenslotte lukte het toch om een contract voor onbepaalde tijd met het Woningbedrijf af te sluiten, dat wel na vijf jaar zou worden geëvalueerd. En toen kon het zelfbeheer dus beginnen!
Een gloednieuw complex heeft nog niet zoveel onderhoud nodig, dus de moeilijkste klussen waren het opzetten van een eigen toewijzing volgens de gemeentelijke regels en het opzetten van een deugdelijke administratie. Het heeft een tijd geduurd voor het zover was: alle begin is moeilijk en er moest veel worden geleerd. Toch lukte dat na enige tijd; ook de werkgroep toewijzing kreeg de gemeentelijke regels op den duur wel in de vingers.
Na het moeilijke begin merkten de bewoners toch dat het plezierig is zelf te kunnen beslissen en zelf iets te kunnen doen aan de eigen woonomstandigheden. Wat de Halve Wereld betreft lukte dat zeker: er was groot enthousiasme om de binnentuin bij te houden. Maar het was een stuk moeilijker om betrokken te worden bij de wijdere omgeving: de andere partijen hadden niet echt de neiging om rekening te houden met de Halve Wereld. Dat bleek het duidelijkst bij de herbouw van de zogenaamde Waterleidingpanden. Die stonden aan de Nieuwe Herengracht en waren gesloopt voor de metro, maar wel op voorwaarde dat ze zouden worden herbouwd. Dat leek vooralsnog niet te realiseren, zodat er voor die plek plannen werden gemaakt voor sociale woningbouw, of dan toch in elk geval ingekorte herbouw van de Waterleidingpanden. Die plannen zijn niet uitgevoerd, omdat de gemeente de N.V. Stadsherstel vroeg de panden in oorspronkelijke staat te herbouwen. De Halve Wereld is hiertegen in beroep gegaan bij de Raad van State, maar het heeft allemaal niet mogen baten: de panden zijn herbouwd zoals ze waren, zodat er een stuk van de tuin van de Halve Wereld afging.
Al vrij snel mocht de Halve Wereld zich verheugen in de aandacht van andere instellingen op volkshuisvestingsgebied, zoals woningbouwcorporaties en bewonersgroepen. Ook de pers en de radio hadden belangstelling. Men was heel nieuwsgierig en over het algemeen heel welwillend. Zeker het Woningbedrijf wist heel goede sier te maken met de Halve Wereld. Toch lijkt het erop dat de uitstraling van de Halve Wereld beperkt is gebleven: vergelijkbare zelfbeheerconstructies zijn vooral te vinden bij voormalige kraakpanden en daarbuiten maar zelden. Zelfbeheer uit zich kennelijk vooral in het kopen van een eigen huis, zeker toen de economische bomen nog tot in de hemel groeiden.
Zoals hierboven al gemeld, zou de Halve Wereld na een aantal jaren worden geëvalueerd. Dat is gebeurd in 1991-1992 door de Werkgroep 2000. Er konden een paar interessante conclusies worden getrokken. Zo bleek dat het onderhoud een heel stuk goedkoper was dan bij andere vergelijkbare complexen in de binnenstad, omdat de bewoners behoorlijk betrokken waren bij hun woning en woonomgeving. Illegale onderverhuur is vrijwel onmogelijk: daarvoor kenden de bewoners elkaar te goed. Het zelfbeheer bleek dus positief te werken. Dat was ook wel op te maken uit het feit dat het verloop onder de bewoners van de Halve Wereld heel klein was: maar weinig mensen wilden verhuizen.
Toch waren er wel een paar haken en ogen: heel veel werk moest vrijwillig worden gedaan door een paar mensen (dat komt trouwens niet alleen bij de Halve Wereld voor). Het grootste deel van de boekhouding werd dan ook uitbesteed aan een administratiekantoor. Voor het overblijvende gedeelte werd een verenigingsassistent aangesteld. Het Woningbedrijf werd in de arm genomen om een meerjarenplanning voor het onderhoud op te stellen. Zelfbeheer betekent tenslotte niet, dat letterlijk al het werk door bewoners moet worden gedaan.
De gemeenschappelijke ruimte was aanvankelijk maar een kale boel. Die moest dan ook worden ingericht en dat gebeurde najaar 1993: er kwam een bar, goede verlichting, schilderwerk op de muren, een betere vloer en geluidsisolatie, waardoor de ruimte veel gezelliger werd. Op dit ogenblik (2015) worden er trouwens alweer nieuwe inrichtingsplannen gemaakt.
De gemeenschappelijke tuin is wel een van de grootste successen van de Halve Wereld. Hij wordt met veel plezier onderhouden door de bewoners, die heel goed weten, dat zoiets in de binnenstad van Amsterdam een lot uit de loterij is, ook nu het gedeelte, waarop de Waterleidingpanden zijn herbouwd, er vanaf is gegaan.
In de jaren 90 veranderde de wereld van de volkshuisvesting ingrijpend: de woningbouwcorporaties hielden ermee op uitvoerders van regels uit Den Haag te zijn en kwamen op eigen financiële benen te staan. Daardoor werd ook het Woningbedrijf losgemaakt van de gemeente Amsterdam. Het in 1984 gesloten contract was daarom verouderd en sloot niet meer aan bij de nieuwe situatie, het moest worden vervangen. Dat is gebeurd door middel van een op 7 maart 2003 afgesloten aanvullend protocol, waarin afspraken voor de nieuwe situatie zijn vastgelegd.
De Halve Wereld is nu dertig jaar oud en het is duidelijk dat de bewoners er nog lang niet genoeg van hebben. Het is geen saaie slaapstad en dat zal het ook nooit worden: alleen al de plaats, midden in Amsterdam, zorgt daarvoor. Er zijn alle voordelen van de grote stad en toch is het ook heel rustig wonen. Wel is het jammer, dat de Halve Wereld niet wat meer is nagevolgd, want zelfbeheer is heel leerzaam: het wordt je niet op een presenteerblaadje aangeboden. Je moet er wat voor doen. Maar dan is het ook de moeite waard resultaten te zien van de inspanningen: de Halve Wereld moet daarom nog maar lang in stand worden gehouden.